Kunnen we nog functioneren zonder een smartphone? Techredacteur Frank Rensen probeerde het een maand uit – benieuwd naar het effect op de dagelijkse praktijk en zijn psyche. ‘Na een paar dagen krijg ik last van een ingrijpende vermoeidheid. Ontwenning?’
Door Frank Rensen
23 december 2023, 05:00
Sorry, weet u misschien waar de Tweede Kamer is?’
Het is een wat gênante vraag voor een journalist, maar omdat ik hem niet aan mijn smartphone kan stellen, richt ik me tot een voorbijganger. Een half uur eerder stond ik op het Buitenhof om een Tweede Kamervergadering over digitale wetgeving bij te wonen, toen plots tot me doordrong dat de Tweede Kamer wordt verbouwd en ik ergens anders moest zijn.
Met mijn vervangende telefoon, een ‘dumbphone’ die niet veel meer kan dan bellen en sms’en, belde ik zenuwachtig een collega, met de vraag waar de vervangende Tweede Kamer was. Hij reikte me het tweede confronterende besef van die avond aan: ‘Heb je het iemand op straat al gevraagd?’ Zo kom ik met behulp van een vriendelijke Hagenees ‘slechts’ een kwartier te laat.
Dit gebeurde op dag tien van mijn maand zonder smartphone, een experiment om te ontdekken op welke manieren de smartphone het dagelijks leven beïnvloedt. Ik wilde achterhalen of het constant in contact staan met iedereen inderdaad leidt tot overprikkeling. Ben ik echt verslaafd aan mijn telefoon, en klopt het dat ik een minuscule aandachtsspanne heb gekregen door de constante meldingen van apps en korte filmpjes op sociale media?
Het zijn dergelijke aannamen over de invloed van smartphones die er bijvoorbeeld toe hebben geleid dat ze vanaf 1 januari zijn verboden in klaslokalen op de middelbare school. Het verbod moet de concentratie en prestaties van leerlingen verbeteren, volgens het rapport dat de Rijksoverheid aanhaalt om het te onderbouwen.
Daarom, in een poging antwoorden te vinden over mijn smartphonegebruik, liet ik het apparaat heel oktober in een bureaula liggen. Dag Google Maps, dag muziek, dag Netflix en YouTube in de trein. Doei, podcasts en nieuwsapps en vaarwel, scrollen op de wc.
De Nokia 8210 uit 2022, die in de plaats kwam van de smartphone. Veel meer dan bellen en sms’en kun je er niet mee.
Dit smartphonevormige gat vulde ik op met de Nokia 8210 uit 2022, die meer wegheeft van een slanke walkie-talkie dan een moderne telefoon. Hij is alleen te bedienen met de cijfertoetsen: sms’jes moest ik gekmakend sloom uittikken – zoals ik nog net gewend ben van mijn eerste mobieltje, dat ik dertien jaar geleden in de brugklas kreeg.
DAG 1
Ik heb me in jaren niet zo verveeld
Op 1 oktober begint het experiment. Tijdens de eerste treinrit naar mijn werk merk ik meteen hoe anders mijn dagelijks leven zal zijn, de komende maand. Mijn vriendin belt, en normaal spreek ik haar via mijn koptelefoon, terwijl ik ondertussen doorscroll op het scherm van mijn smartphone. Met de Nokia tegen mijn oor besef ik dat deze belroutine, waarbij ik maar half aanwezig ben, de komende maand niet meer zal bestaan. Nu heb ik alleen aandacht voor ons gesprek.
De vuurdoop komt op de terugweg. Vanwege treinproblemen beland ik in een bus. De reis gaat anderhalf uur duren, twee keer zo lang als de hele treinrit. Een lichte paniek overvalt me: anderhalf uur vast in een bus, zonder smartphone bij de hand. Wanneer heb ik voor het laatst zo lang niets gedaan? Ik kan het me niet herinneren. De busrit duurt een eeuwigheid: steeds kijk ik op de klok of staar ik uit het raam. Ik heb me in jaren niet zo verveeld.
Maar met de dagen neemt deze dwangmatige afkeer van stilte en verveling langzaam af: terwijl ik ooit de kortste wandeling vulde met een paar minuten van een podcast, merk ik aan het einde van de eerste dumbphoneweek dat ik juist begin uit te kijken naar het nietsdoen. Tot mijn verbazing schrik ik op mijn werk geregeld wakker uit lange dagdromen. ‘Dat is goed, dagdromen heeft een functie’, zegt Stefan van der Stigchel, hoogleraar cognitieve psychologie aan de Universiteit Utrecht, die ik bel om te vragen wat hij denkt over de loop van mijn experiment.
Hij legt uit dat het brein uit meerdere netwerken van hersengebieden bestaat, waarvan het ‘concentratienetwerk’ in actie komt zodra men zich ergens op focust. Daar komen afvalstoffen bij vrij, waardoor het brein ‘verzuurt’, als een spier. ‘Zodra we dagdromen, of ons vervelen, geven we het concentratienetwerk rust. Het brein schakelt daarbij terug naar het ‘default-netwerk’, dat ons in staat stelt dingen op de automatische piloot te doen.’
In deze mentale stand krijg je eerder creatieve ingevingen – je krijgt je beste ideeën onder de douche, wordt weleens gezegd. ‘Dat is moeilijk te onderzoeken, maar we vermoeden dat er een kern van waarheid in zit: het default-netwerk activeert andere hersengebieden dan het concentratienetwerk, die andere soorten ideeën produceren.’
Dit klopt met mijn ervaring: onder werkuren verdwijnt de reflex om, als ik even vast kom te zitten tijdens het schrijven, direct mijn telefoon te grijpen. Mijn Nokia heeft toch niks te melden. Mijn gedachten dwalen vaker af en dan ineens, poef, is daar het inzicht over hoe de tekst verder moet.
Maar al deze tijd en ruimte om me te vervelen heeft ook een keerzijde. Ik mis muziek en podcasts enorm in de ‘lege momenten’ van de dag. Ook heb ik continu het gevoel achter te lopen bij het volgen van het nieuws, toch niet onbelangrijk in mijn vak. Kranten, tijdschriften, radio, podcasts en tv; alles ging via mijn smartphone. Nu, met mijn dumbphone, is het alsof ik in een piepende driewieler over de digitale snelweg rij.
DAG 4
Ineens slaat de vermoeidheid toe
Na een paar dagen krijg ik last van een ingrijpende vermoeidheid, zonder veranderingen in mijn nachtrust. Ik dommel weg in de trein, achter mijn bureau en tijdens het lezen. Is dit een ontwenningsverschijnsel, een bevestiging van mijn telefoonverslaving?
Tommy Pattij, universitair hoofddocent en verslavingsonderzoeker aan het Amsterdam UMC, kan natuurlijk geen diagnose stellen aan de hand van wat anekdotes. Maar misschien, zo oppert hij, sta ik mezelf zonder smartphone pas echt toe om te ontspannen en is dat de verklaring voor de vermoeidheid.
Na een werkdag op de bank apathisch zitten tiktokken is op zichzelf geen symptoom van een verslaving: ‘Verslaafde personen komen niet meer toe aan hun hobby’s, ze zeggen afspraken met vrienden af, gaan op in hun verslaving zonder dat ze dat willen. Het is levensveranderend, verslaafden kunnen hun banen en relaties kwijtraken.’
Dat wil niet zeggen dat telefoonverslaving niet bestaat. Het is gewoon een ander soort verslaving dan, bijvoorbeeld, alcoholverslaving. Bij dwangmatig en schadelijk smartphonegebruik spreekt Pattij over een ‘gedragsverslaving’: de afhankelijkheid wordt niet veroorzaakt door een stof, maar door een gedragspatroon. ‘De smartphone geeft continu belonende prikkels. Die zijn sociaal van aard of geven informatie over de wereld om ons heen – twee sterk evolutionair ingebakken menselijke behoeften.’ Die prikkels zijn zonder enige drempel toegankelijk, waardoor we al snel een gewoonte hebben opgebouwd om bij de kleinste mentale luwte naar onze telefoon te grijpen.
Ik hunker al snel niet meer naar mijn smartphone, tenminste niet op de manier die overeenkomt met hoe Pattij verslaving omschrijft. Maar missen doe ik het apparaat wel degelijk. Spontaan een afspraak maken met vrienden, een foto maken en delen: het kan allemaal niet meer. Nog zo’n moment waarop ik mijn smartphone mis: in het financiële verkeer.
DAG 10
De helpdesk weet het ook niet
Zonder bankapp kan ik geen geld overmaken, mijn saldo niet zomaar opvragen (behalve bij een pinautomaat, wat ik onwennig doe) en ik kan dit ook niet oplossen via de website van mijn bank: ik log daar zelden in en vergeet daarom altijd mijn wachtwoord. Het is mogelijk dat te resetten, maar alleen na authenticatie in de app.
Hoe vriendelijk de telefonisten van de bank ook zijn, ze kunnen me niet helpen: de laatste stap van elke oplossing is een druk op ‘akkoord’ in de app. Ook maar heel eventjes de smartphone aanzetten is, hoe verleidelijk ook, geen optie, tot ergernis van een telefonist: ‘Maar waarom heb je geen smartphone, eigenlijk?’
Mijn vriendin schiet mijn rekeningen voor, waarbij ik bedenk dat ik dit probleem best had kunnen voorzien. Of niet: een paar dagen later kan ik niet meer in mijn werkmail en schrijfprogramma, omdat ook dat een telefonische authenticatie vereist. ‘Sorry, maar als je geen telefoon hebt, kunnen we je niet helpen’, zegt een werknemer van de ict-helpdesk.
Terwijl ik me inbeeld hoe het zal zijn om mijn werk voortaan met pen en papier te moeten doen, vraagt een van zijn collega’s: ‘Hebben we niet nog van die inlogdongels?’ Na wat gerommel in een kast wordt er een usb-apparaat tevoorschijn getoverd. Er zit een knop op die ik moet indrukken om het systeem te laten weten dat ik echt achter een computer zit. ‘Deze gebruiken we alleen bij hoge uitzondering’, wordt me uitgelegd. Inderdaad, zoals in het ondenkbare scenario dat iemand geen smartphone meer wil.
DAG 16
Hoe belangrijk is WhatsApp nou écht?
Na een paar weken met een dumbphone vertellen een paar vrienden jaloers te zijn op mijn analoge bestaan. Als ik een van hen vraag waarom hij niet zelf een dumbphone gebruikt, zegt hij: ‘Dat kan ik niet maken, dan ben ik niet meer bereikbaar.’ Maar met die bereikbaarheid valt het nou juist wel mee, blijkt uit mijn experiment.
Zodra ik achter mijn laptop zit, kan ik nog steeds bij WhatsApp, Instagram, Facebook en X. Op sociaal vlak mis ik zo goed als niets, zolang ik ’s avonds een kwartiertje mijn laptop openklap. Een openbaring: sociale media zijn nu iets waarvoor ik bewust tijd moet maken, in plaats van dat ik plots merk dat ik WhatsApp heb geopend op mijn smartphone, terwijl ik eigenlijk alleen wilde zien hoe laat het is. WhatsApp, ooit de belangrijkste app in mijn leven, wordt onbelangrijker, omdat ik er in toenemende mate op begin te vertrouwen dat ik wel zal worden gebeld als iemand me écht wil bereiken. Zo merk ik op de derde maandag tot mijn verrassing dat ik het hele weekend niet naar WhatsApp heb omgekeken.
De reactie van mijn vrienden is daarentegen goed te begrijpen. ‘De samenleving gaat ervan uit dat je een smartphone hebt’, zegt Mariek Vanden Abeele, universitair docent digitale cultuur aan de universiteit van Tilburg. ‘We hebben voortdurend toegang tot alle informatie en communicatiediensten. Als je dat wilt benutten, moet je ermee akkoord gaan dat anderen jou in principe ook altijd kunnen bereiken. We staan daardoor altijd ‘aan’, wat sommigen belastend vinden.’ Een sterke aantrekkingskracht van de dumbphone is dat die een grote rode streep door dat contract haalt.
Een smartphone kan sociale stress flink verhogen, durf ik wel te concluderen tegen het einde van mijn Nokiamaand. Ik voel me aanzienlijk minder geprikkeld in de stilte van de dumbphone: tijdens een avond met vrienden komen de enige onderbrekingen van een gesprek van hún telefoons, en als ik alleen ben en mijn laptop ’s avonds dichtklap, is er geen computer in mijn zak die alsnog mijn aandacht opeist.
DAG 24
Terug naar de woonkamer in mijn broekzak
Misschien wel de grootste verandering die ik opmerk door de dumbphone is dat het apparaat mijn technologische bubbel doet barsten, en dan bedoel ik niet alleen de algoritmische echokamer die kan ontstaan op sociale media. De dumbphone doorbreekt ook de smartphonecocon die, overal en continu, een persoonlijk filter over de wereld kan leggen: door een geluiddempende koptelefoon klinkt mijn muziek en ik kan opgaan in een voor mij uniek assortiment van nieuws en vermaak. Hierdoor verdwijnt de buitenwereld naar de achtergrond, waardoor bijvoorbeeld forenzen niet aanvoelt als ‘werk-trein-thuis’, maar als ‘werk-smartphone-thuis’. De smartphone biedt een virtuele ruimte waarin ik me kan terugtrekken: als je al kunt ‘verdwijnen in een boek’, raak je in een smartphone potentieel spoorloos. De dumbphone forceert me om in de ‘echte’ wereld te verblijven, waarin niet ik de hoofdrol speel.
Zo bezien is de smartphone niet alleen een onvoorstelbaar handig apparaat: het is ook een ‘slakkenhuis voor mensen’, in de woorden van Daniel Miller, hoogleraar digitale antropologie aan University College London. Met het einde van mijn experiment in zicht vraag ik Miller te vertellen over zijn onderzoek, waarin hij met collega’s zestien maanden lang smartphonegebruik over de hele wereld heeft geobserveerd: ‘De smartphone is een thuis dat we met ons meedragen, een portaal naar vrienden, familie, winkels en werk. Het is een persoonlijk voorwerp: je kunt het karakter van personen aflezen aan wat er op hun telefoon staat, we zetten onze partners, kinderen of kleinkinderen op het startscherm en we kunnen apps rondschuiven als meubilair in een woonkamer.’
Op 1 november neem ik mijn smartphone weer in gebruik en ik verval zo goed als direct in mijn oude patronen: de grijpreflex is terug, verveling bestaat niet meer voor me en ik raak op mijn werk vaker afgeleid door mijn telefoon. Maar ik laat het toe, met een nieuwe blik op het apparaat: het ís een woonkamer in mijn broekzak en het is prima om er soms in te verdwijnen. Maar zoals het belangrijk is om mijn echte woning schoon en gezellig te houden, geldt dat ook voor mijn smartphone. Ik ben me nu bewuster van hoe ik mijn smartphone inricht en schoonhoud: mijn scherm staat nu altijd uit – tenzij ik het zelf aan zet – de meldingen van WhatsApp, YouTube, Instagram, LinkedIn en mail staan op ‘stil’ en zowel Facebook als X heb ik in het geheel naar mijn laptop verbannen.
Vooralsnog werkt dat goed en heb ik minder last van de spreekwoordelijke zwaartekracht van mijn smartphone. Zolang ik niet vergeet mijn slakkenhuis van tijd tot tijd te verlaten, is het alleen maar fantastisch dat mijn vrienden er kunnen komen buurten en niets minder dan wonderlijk dat ik, wanneer er hagel op de ruiten van een bushokje slaat, me kan afsluiten in mijn eigen eindeloze leeskamer.